floreren werkw. Uitspraak: [ flo'rerə(n) ] Afbreekpatroon: flo·re·ren Vervoegingen: floreerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gefloreerd (volt.deelw.) zich goed ontwikkelen, of goed presteren Voorbeelden: 'Onze zaak floreert. De omzet is flink gestegen.' , 'Deze twee landenploegen floreren op het wereldkampioenschap: ze zijn nog ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/floreren
pronken, flink feestvieren, boemelen (VD), leven - Voorbeeld: ‘Weken lang in 't wilde floreren, alle boeien los, de onbezonnen jeugddrift uitvieren!...’ - Voorbeeld: ‘Hij was een ondernemende kerel, en kreeg nu de kans schoon om te floreren: hij deed al vooreerst alsof het bruidsmeisje hem verliefd had gemaakt, praatte haar de oren... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0009.php