het gebied zelfst.naamw. Uitspraak: [ xəˈbit ] Afbreekpatroon: ge·bied Verbuigingen: gebieden (meerv.) 1) stuk land Voorbeelden: 'een onderontwikkeld gebied' , 'de bezette gebieden' Synoniem: streek 2) alles wat bij een bepaald onderwerp hoort Voorbeeld: 'een naslagwerk op het gebied van archeologie' Synoniemen: :...
1) Afgebakende ruimte 2) Bouwterrein 3) Decanaat 4) Deel van een land 5) District 6) Domein 7) Erf 8) Gewest 9) Gordel 10) Gouw 11) Heerschappij 12) Kavel 13) Kring 14) Land 15) Landschap 16) Landstreek 17) Natie 18) Omgeving 19) Oord 20) Perceel 21) Provincie 22) Rayon 23) Regio 24) Ressort 25) Revier 1) Area 2) Areaal 3) Biotoop 4) Bouwterrein 5) Contrei 6) Contreien 7) District 8) Domein 9) Erf 10) Gewest 11) Gezag 12) Gouw 13) Heerschappij 14) Invloedssfeer 15) Kanton 16) Kavel 17) Kreits 18) Land 19) Landschap 20) Landstreek 21) Macht 22) Oord 23) Perceel 24) Plaats 25) Provincie 26) Rayon 27) Rechtsgebied 
heerschappij.
landstreek, regio (toon de herkomst via de etymologiebank)
gedeelte van het land, stuk land vb: het hele gebied stond onder water
streek waarover een macht heerst
Def.: het geheel van virtuele en fysieke (aanwijsbare) opdelingen en indelingen van het aardoppervlak Toelichting: Een gebied wordt door (denkbeeldige) lijnen begrensd en heeft tot doel het geografisch beschrijfbaar maken van een deel van een terrein.
streek waarover een macht heerst
Uit `De lagere vaktalen: Taal van post-, telegraaf- en telefoonpersoneel` 1914 concessiegebied. Gebied van een net.
(1) een afgebakend tweedimensionaal vlak, zoals een bepaald stuk grond, een vloeroppervlak, een fysiek marktgebied, etc; (2) een vakgebied of een onderdeel daarvan.
Een klein of groot stuk van het aardoppervlak. (ander woord is regio)