
goedaardig, zachtmoedig, gewillig, vriendelijk - Voorbeeld: ‘
Mijn broer Karel was stiller, onderdaniger geaard, - schuchter en gedoezig van natuur, lieftoevig en bedeesd’ - Voorbeeld: ‘
Toe Fonske, geef er mij ene (= kers)? smeekte Door gedoezig’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0010.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.