de gemenerik zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: ge·me·ne·rik Verbuigingen: gemeneriken (meerv.) een gemeen persoon (soms ironisch) Voorbeeld: 'Politieke tegenstanders schilderden hem af als een geslepen gemenerik.' . 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/gemenerik