grissen werkw. Afbreekpatroon: gris·sen Verbuigingen: griste Vervoegingen: gegrist (volt.deelw.) 1) enz. 2) tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: 'Zin met het grissen in de tweede betekenis erin.' 3) snel naar iets grijpen Voorbeeld: 'Er werd door velen gegrist naar de neerdwarrelende geldbiljetten...
1) Afpakken 2) Aftroggelen 3) Behendig iets wegnemen 4) Bietsen 5) Gappen 6) Graaien 7) Grijpen 8) Inpikken 9) Jatten 10) Nemen 11) Ontfutselen 12) Pikken 13) Rampassen 14) Rukken 15) Snaaien 16) Snel weggraaien 17) Snel weggrijpen 18) Weggrijpen 19) Wegkapen 20) Wegnemen 21) Wegroven 1) Afpakken 2) Aftroggelen 3) Bietsen 4) Gappen 5) Graaien 6) Grijpen 7) Inpikken 8) Jatten 9) Ontfutselen 10) Pakken 11) Pikken 12) Rampassen 13) Scharren 14) Snaaien 15) Weggrijpen 16) Wegkapen 17) Wegroven 
snel pakken (toon de herkomst via de etymologiebank)
snel pakken en naar je toe halen vb: hij griste het pakje uit haar handen
snel naar zich toe halen
snel naar zich toe halen