de haag zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ hax ] Verbuigingen: hagen (meerv.) afscheiding van struiken of bomen Voorbeeld: 'beukenhaag' Synoniemen: barst breuk heg knak knik liguster rij Spreekwoorden en zegswijzen • zijn kap over de haag hangen (=uittreden uit klooster of priesterschap) • de kap over de Gevonden op https://www.woorden.org/woord/haag
omheining van struiken vb: er zat een merel in de haag te broeden een haag vormen [de mensen in een rij opstellen] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=haag
[Kleine landschapselementen] Houtkanten, houtwallen, bomenrijen, heggen en hagen zijn lijnvormige begroeiingen met houtgewas. Ze doen gewoonlijk dienst als veekering, als windvanger, als perceelsscheiding of ze hebben een andere gebruiksfunctie. Gevonden op https://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1006515.html