I handhaven werkw. Uitspraak: [ ˈhɑnthavə(n) ] Afbreekpatroon: hand·ha·ven Vervoegingen: handhaafde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehandhaafd (volt.deelw.) zorgen dat iets blijft zoals het is of zoals het volgens de wet of regels moet zijn Voorbeelden: 'de orde handhaven' , 'de wet handhaven' II zich handhaven reflexief werkw...
1) Aanhouden 2) Aanpakken door de politie 3) Behouden 4) Bestendigen 5) Bewaren 6) Blijven 7) Continueren 8) Houden 9) Iets in stand houden 10) In stand houden 11) Mainteneren 12) Niet afschaffen 13) Ophouden 14) Overleven 15) Staande blijven 16) Staande houden 17) Uithouden 18) Verdedigen 19) Volharden 1) Beschermen 2) Bestendigen 3) Bewaren 4) Continueren 5) Houden 6) Mainteneren 7) Onderhouden 8) Overleven 9) Persisteren 10) Steunen 11) Uithouden 12) Verdedigen 13) Volharden 14) Volhouden 15) Voorstaan 
in stand houden (toon de herkomst via de etymologiebank)
ervoor zorgen dat het blijft bestaan vb: de politie handhaaft de orde in deze stad Tegenstellingen: veranderen vermaken wijzigen variëren
in stand houden
hanteren - Voorbeeld: ‘Het bedrijf vroeg nu al zijn handigheid en haastige kracht hij handhaafde de paal, keerde brood voor brood van de plank’ (Dorpsgeheimen - Geurts I 158) - Voorbeeld: ‘Hij deelde straffen uit die aan de ribben hielden en hand haafde nu en dan ook de roede’
in stand houden
Het verzekeren dat aan wetten of reglementen de hand gehouden wordt.
bestuursrecht: controle door politie, justitie of een toezichthouder op de naleving van bepaalde wet- en regelgeving. ...