Hebreeër zelfst.naamw. (de) Afbreekpatroon: He·bree·er Verbuigingen: Hebreeërs (meerv.) 1) lid van een bepaalde min of meer nomadische bevolking of (lagere) sociale groep, waarmee de Israëlieten worden aangeduid (28×: Gen. 14:13 +, Ex. 2:6 +, Deut. 4:21 +, 1 Sam. 4:6 +, Jer. 34:9 +, Jona 1:9) 2) Leviet-2, zoon van ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/Hebreeër