het hoen zelfst.naamw. Uitspraak: [ hun ] Verbuigingen: hoenders, hoenderen (meerv.) op de grond levende vogel van een groep vogelsoorten die allemaal niet ver en hoog vliegen biologie Voorbeelden: 'Mannelijke hoenders heten haan, vrouwelijke hoenders heten hen en de jongen heten kuiken.' , 'Kippen, kalkoenen, patrijzen, kwarte... Gevonden op https://woorden.org/woord/hoen
meestal op de grond scharrelende en broedende vogel uit de zeer uitgebreide orde van hoendervogels waarvan vele soorten een wat plompe bouw en stevige looppoten hebben en vaak ook worden gefokt voor het vlees en de eieren geslachte en voor consumptie schoongemaakte of als gerecht bereide hoen; hoen als voedsel vlees van een hoen; hoendervlees kip v... Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/hoen
vrouwelijke vogel, die eieren legt vb: een kip hoort tot de familie van de hoenderen zo fris als een hoentje [heel fit en fris] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/