
de huwelijksdag zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'hywələksdɑx ] Afbreekpatroon: hu·we·lijks·dag Verbuigingen: huwelijksdagen (meerv.)
dag waarop je trouwt Voorbeelden: 'een onvergetelijke huwelijksdag' , 'Mijn man is nog nooit onze huwelijksdag vergeten.' Synoniemen: : huwelijk (1), trouwdag Synoniemen: bruiloftsdag trouwdag
Gevonden op
https://woorden.org/woord/huwelijksdag

1) Bruiloftsdag 2) Trouwdag 3) Datum van trouwen
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Huwelijksdag/1

dag waarop iemand in het huwelijk treedt; trouwdag dag waarop men destijds is getrouwd en zijn huwelijk herdenkt; huwelijksverjaardag
Gevonden op
https://anw.ivdnt.org/article/huwelijksdag
Geen exacte overeenkomst gevonden.