immer bijwoord Uitspraak: [ 'ɪmər ] Afbreekpatroon: im·mer elke keer weer Voorbeeld: 'De sympathieke sporter staat nog immer bovenaan in het klassement.' Antoniem: nimmer Synoniemen: : altijd, altoos, steeds, immer en altoos (altijd) Synoniemen: altijd altoos constant continu doorlopend eeuwig immermeer onophoudelijk permanent steeds voo... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/immer