interrumperen werkw. Uitspraak: [ ɪntərʏm'perə(n) ] Afbreekpatroon: in·ter·rum·pe·ren Vervoegingen: interrumpeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geïnterrumpeerd (volt.deelw.) (iemand die praat) onderbrekenformeel Voorbeelden: 'Mag ik je even interrumperen?' , 'een minister interrumperen tijdens een debat' Syno... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/interrumperen