de invasie zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ ɪnˈvazi ] Afbreekpatroon: in·va·sie Verbuigingen: invasies (meerv.) 1) vijandelijke inval (1) in een land Voorbeeld: 'de invasie in Normandië in 1944' 2) massale komst (van zaken of personen) Voorbeeld: 'We hebben deze zomer een invasie van muggen.' Synoniemen: intocht ...
1) Begin van de oorlog 2) Begin van een oorlog 3) Indringing 4) Intocht 5) Inval 6) Massale intocht 7) Massale toeloop 8) Onverhoedse aanval 9) Onverwachte aanval 10) Onverwachte inval 11) Oorlogsbegin 12) Plotselinge aanval 13) Plotselinge grote menigte 14) Plotselinge grote stroom toeristen 15) Plotselinge inval 1) Intocht 2) Inval 3) Lawine 4) Marode 5) Plundertocht 6) Raid 7) Razzia 8) Rooftocht 9) Strooptocht 
Let op: Spelling van 1858 vijandelijke inval, strooptogt
grootschalige inval (toon de herkomst via de etymologiebank)
plotselinge inval van een vijandelijk leger vb: op 10 mei was er een invasie van het Duitse leger in Nederland
vijandelijke inval
vijandelijke inval
het binnendringen van ziektekiemen (bacteriën, virussen) of het binnendringen van kwaadaardige tumorcellen
Acties of procedures voor het als vijand met een gewapende krijgsmacht betreden van of het uitvoeren van een vijandige inval in een land of gebied
Gewapende inval.