kamperen werkw. Uitspraak: [ kɑmˈperə(n) ] Afbreekpatroon: kam·pe·ren Vervoegingen: kampeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gekampeerd (volt.deelw.) buiten leven en in een tent of caravan slapen, vooral in de vakantie Synoniemen: tentslapen 3 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/kamperen
Overnachten in één van de volgende logiesvormen, die door de overheid wettelijk en statistisch onder de noemer kamperen worden gerangschikt. Zoals een tent, caravan, kamphuis, jeugdherberg, zomerhuisje of bootje. Zie ook toeristisch kamperen, sedentair kamperen, NTKC en Staatsbosbeheer Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10965