karig bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈkarəx ] Afbreekpatroon: ka·rig als iets te klein of te weinig is Voorbeelden: 'een karig maal' , 'een karig bod' , 'een karig belegde boterham verdienen' Synoniem: aan de zuinige kant Synoniemen: aan de zuinige kant armzalig berooid gierig krap mager magertjes niet overvloedig pover schamel schraal copieus... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/karig
wat niet veel voorstelt, onbeduidend vb: het huis was karig ingericht Synoniemen: armzalig schamel niet al te veel, aan de zuinige kant vb: we kregen een karig maal voorgezet karig met zijn woorden zijn [niet veel zeggen] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=karig