klepel zelfst.naamw. Afbreekpatroon: kle·pel Verbuigingen: klepels (meerv.) Verbuigingen: klepeltje (verkleinwoord) peervormige staaf die in een klok bij het luiden tegen de rand slaat en zo de klok geluid doet geven . Spreekwoorden en zegswijzen • hij heeft de klok horen luiden maar weet niet waar de klepel h...
1) Bengel 2) Bengel van een klok 3) Deel van een bel 4) Deel van een klok 5) Deel van een uurwerk 6) Gereedschap 7) Hamer 8) Hanger in een klok 9) IJzeren tong van een klok 10) Klippel 11) Muziekterm 12) Peesvormig ijzer in een klok 13) Slagijzer 14) Slinger 15) Tong van een klok 1) Bengel 
staaf waarmee een klok geluid wordt (toon de herkomst via de etymologiebank)
metalen, aan de onderkant peervormig verdikte staaf die in het midden van een klok hangt en die men tegen de rand van de klok doet slaan om deze te laten luiden
•peervormige staaf die in een klok bij het luiden tegen de rand slaat en zo de klok geluid doet geven.
staaf in klok