de kloet zelfst.naamw. (m.) 1) vaarboom, lange stok voor het voortbewegen van een boot 2) bal, kogel, kloot 
1) Kalkstok 2) Watervogel 3) Plonsstok 4) Sul 5) Waadvogel 6) Kwebhaak 7) Stok 8) Klamp 9) Klomp 10) Kalkklopper 11) Kluit 12) Troep 13) Lomperd 14) Polsstok 15) Vaarstok 16) Gereedschap 17) Vaarboom 18) Schippersboom 19) Schoeisel 20) Hand 21) Knop aan een polsstok 22) Glijgoot 23) Grondhaak 24) Knop op een vaarboom 
Let op: Spelling van 1858 een schipboom. Kloeten, met eenen kloet een vaartuig voortduwen
vaarboom (toon de herkomst via de etymologiebank)
1> lange boom waarmee men het vaartuig voort kan bewegen. Een weegboom of een vaarboom . 2> stok waarmee men vissen opjaagt. Zie verder bij plonsstok .