knallen werkw. Uitspraak: [ ˈknɑlə(n) ] Afbreekpatroon: knal·len Vervoegingen: knalde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geknald (volt.deelw.) 1) met grote snelheid bewegen en een knal geven Voorbeelden: 'knallende champagnekurken' , 'De losgeslagen caravan knalt tegen de muur.' 2) heel snel gaan of doen gaan Gevonden op https://woorden.org/woord/knallen