bleek, ziekelijk, flauw - Voorbeeld: ‘Haar wilde haarbos had zij in een wrongel op het hoofd vastgebonden en een lichte zwarte kroezeling speelde nu alleen om haar kriekeloos matbleek aangezicht’ (Zomerland II 159) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php