choqueren werkw. Uitspraak: [ ʃɔ'kerə(n) ] Afbreekpatroon: cho·que·ren Vervoegingen: choqueerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gechoqueerd (volt.deelw.) gevoelens kwetsen Voorbeelden: 'choquerende foto's van de slachtoffers' , 'gechoqueerd kijken' , 'mensen choqueren met grof taalgebruik' Synoniemen: aanstoot geven schokken sh...
1) Aanstoot verwekken 2) Schokken 1) Schokken 
aanstoot geven (toon de herkomst via de etymologiebank)
aanstoot geven