de krielkip zelfst.naamw. (v.) Afbreekpatroon: kriel·kip Verbuigingen: krielkippen (meerv.) Verbuigingen: krielkipje, krielkippetje (verkleinwoord) 1) een klein soort kip, dwerghoender Voorbeeld: 'In die ren zitten enkel krielkippen.' 2) een klein persoon Voorbeeld: 'Kleine mensen vinden het niet leuk om "kriel...
1) Dwerghoen 2) Dwergkip 1) Dwerghoen 2) Kip 3) Klein soort pluimvee 4) Kleine hen 5) Kleine kip 6) Kleine soort kip 7) Legvogel 8) Pluimvee 9) Vogel 
kip die behoort tot een oorspronkelijk klein ras of die verkleind is gefokt uit een grotere variëteit; dwerghoen; kriel
• [dierkunde] een klein soort kip. •een klein persoon.