lachen werkw. Uitspraak: [ ˈlɑxə(n) ] Afbreekpatroon: la·chen Vervoegingen: lachte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gelachen (volt.deelw.) van vrolijkheid een geluid maken met je mondhoeken omhoog en je mond open Voorbeeld: 'Ik moest erg lachen om die grappige man.' Laat me niet lachen. (<dit zeg je als je iets heel ongeloofwa... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/lachen
Zoals alles wat we met ons lichaam en ons gezicht doen, heeft ook lachen en glimlachen effect op onze medemensen. Lachen is een vorm van nonverbale communicatie (communicatie zonder woorden). Na het eerste oogcontact kan men verschillend op de ander reageren. Men kan zijn mond stil houden, de mondhoeken naar beneden trekken of een vriendelijke ... Gevonden op http://www.menselijk-lichaam.com/psychologie/lachen
een vrolijk geluid maken omdat je iets leuk vindt vb: we moesten lachen om de grap van de leraar wie het laatst lacht, lacht het best [om duidelijk te maken dat een ander je te vroeg uitlacht] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=lachen
Uit `De lagere vaktalen: De taal der hopkweekers` 1914 ze lachen met d' hop: de kooplui willen maar een uiterst lagen prijs geven.
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10742