schreeuw van iemand die lacht, vrolijk, uitgelaten is - Voorbeeld: ‘Hij greep haar vast bij de polsen om ze nader bij te halen, maar met één snok was zij vrij, schaterde een grote lachschreeuw en vluchtte weer in de hof’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0015.php