legateren werkw. Uitspraak: [ lexa'terə(n) ] Afbreekpatroon: le·ga·te·ren Vervoegingen: legateerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gelegateerd (volt.deelw.) vastleggen in een testament wie iets krijgt na je dood Voorbeeld: 'de helft van je eigendom legateren aan een goed doel' Synoniemen: nalaten vererven vermaken 
1) Vermaken 2) Vererven 3) Erfenis schenken 4) Schenken 5) Bij testament vermaken 6) Legeren 7) Nalaten 8) Bij legaat vermaken 9) Testeren 10) Weggeven 
Iets bij legaat vermaken.
erfrecht: maken van een uiterste wilsbeschikking waarin aan 驮 of meer personen een vorderingsrecht op de nalatenschap wordt ...
•nalaten, bij testament toewijzen. •tweede betekenisomschrijving. •enz.