de maniak zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ mani'jɑk ] Afbreekpatroon: ma·ni·ak Verbuigingen: maniakken (meerv.) iemand die zo enthousiast met iets bezig is, dat het niet meer normaal is Voorbeeld: 'seksmaniak' Synoniem: fanaat Synoniemen: bezetene fanaat freak ijveraar scherpslijper zeloot 
1) Iemand met een manie 2) Freak 3) Iemand met liefde voor iets 4) IJveraar 5) Persoon die met een manie is behept 6) Fanaat 7) Fanaticus 8) Fanatiekeling 9) Scherpslijper 10) Persoon met pathologische obsessie 11) Zeloot 12) Knuppel 13) Geobsedeerd persoon 14) Gek 15) Iemand die iets op een overdreven manier doet 
verstokt, doldwaas - Voorbeeld: ‘Hij verbeet zijne gramschap en verontweerdiging omdat het geval zulk een dwaze wending nam en die zotte inval van een maniake vrijgezel sa opeens de rust op de gemeente zou komen storen’ (Dorpslucht II 28)
iem. die een manie heeft
iemand met ziekelijke ideeën vb: die moord is gepleegd door een maniak
•persoon die ergens helemaal gek van is.
iemand die een manie heeft
Een maniak is een gevaarlijke agressieveling die zich mee laat slepen door waanideeën. [basiswoordenlijst groep 7]