het mannetje zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'mɑnəcə ] Afbreekpatroon: man·ne·tje Verbuigingen: mannetjes (meerv.) dier van het mannelijk geslacht Voorbeeld: 'mannetjesolifant' Antoniem: vrouwtje Synoniemen: baasje kereltje mannetjesdier vrouwtje (antoniem) Spreekwoorden en zegswijzen • zijn mannetje kunnen sta...
1) Baasje 2) Jongetje 3) Kereltje 4) Klusjesman 5) Knul 6) Meneertje 7) Neutel 8) Rekel 9) Ventje 1) Baasje 2) Kereltje 3) Mannetjesdier 4) Neutel 
Dwarsbuisje tussen staande of liggende achtervork, om rem of spatbord aan te bevestigen. Vergroot de zijdelingse framestijfheid.
•dier van het mannelijk geslacht •tekenen
kleine man; figuurtje, poppetje
1> kleine houten bolder of daarop gelijkende constructie zoals een beretand of een speen. Ook manning of manneke genoemd. 2> pen, bout of klink door een sluiting. Ook manning of manneke genoemd. 3> vrij onbekende term voor roeidol. 4> dwarsverbinding in een damketting. Ook schalmmannetje of dam genoemd.
[Onderdelen van een fiets] Dwarsbuisje tussen staande of liggende achtervork, om rem of spatbord aan te bevestigen. Vergroot de zijdelingse framestijfheid.