meespelen werkw. Uitspraak: [ 'mespelə(n) ] Afbreekpatroon: mee·spe·len Vervoegingen: speelde mee (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft meegespeeld (volt.deelw.) 1) samen met anderen spelen Voorbeeld: 'een keer meespelen in een ander team' 2) ook een beetje belangrijk zijn Voorbeeld: 'Ze is de jongste, maar dat ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/meespelen