mobiliseren werkw. Uitspraak: [ mobiliˈzerə(n) ] Afbreekpatroon: mo·bi·li·se·ren Vervoegingen: mobiliseerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gemobiliseerd (volt.deelw.) 1) (een leger) klaar maken voor de oorlog defensie 2) (andere mensen) iets nuttigs laten doen Voorbeeld: 'de hele familie mob...
1) Activeren 2) Inzetten 3) Mobilisatie 1) Activeren 2) Marsvaardig maken 3) Mobiel maken 4) Mobiel verklaren 5) Mobilisatie 6) Op voet van oorlog brengen 7) Tot medewerking oproepen 8) Voor actie gereedmaken 
klaarmaken voor de oorlog vb: de soldaten zijn gemobiliseerd
troepen in het veld brengen
beweeglijk maken, losmaken
Beweeglijk maken
in staat van paraat brengen wanneer er sprake is van oorlogsbedreiging