mompelen werkw. Uitspraak: [ ˈmɔmpələ(n) ] Afbreekpatroon: mom·pe·len Vervoegingen: mompelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gemompeld (volt.deelw.) onduidelijk praten met je mond bijna dicht Voorbeeld: 'Als je zo zit te mompelen, versta ik je niet.' Synoniemen: brommen fluisteren mommelen morren mummelen murmelen murmeren pre... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/mompelen