negeren werkw. Uitspraak: [ nəˈxerə(n) ] Afbreekpatroon: ne·ge·ren Vervoegingen: negeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft genegeerd (volt.deelw.) geen aandacht besteden aan (iets of iemand) als dat wel wordt verwacht Voorbeeld: 'iemand die oogcontact zoekt straal negeren' Synoniemen: ontafschuiven passeren veronachtzamen wegcij...
1) Afwijzen 2) Doen of iets niet bestaat 3) Fel plagen 4) Geen aandacht geven 5) Geen acht slaan op 6) Geen notie nemen 7) Geen notitie nemen van 8) Jennen 9) Judassen 10) Links laten liggen 11) Loochenen 12) Met de nek aankijken 13) Nalaten 14) Niet aanspreken 15) Niet willen kennen 16) Ogen sluiten 1) Ignoreren 2) Koeioneren 3) Koeioneren 4) Kwellen 5) Loochenen 6) Mishandelen 7) Nalaten 8) Ontkennen 9) Ontwijken 10) Pesten 11) Sarren 12) Treiteren 13) Veronachtzamen 14) Voorbijzien 15) Wegcijferen 16) Overslaan 
doen of iemand of iets niet bestaat (toon de herkomst via de etymologiebank)
Als je iemand negeert, doe je net of je hem niet ziet of hoort. Als je iets negeert, doe je net of het er niet is.
•doen alsof iemand of iets niet bestaat. (+audio)
doen of iets of iem. niet bestaat
het deels afmaskeren van de lichtbaan komende uit een reflector, spotlight of softbox kan bv. met kleppen of screens in velerlei vormen.