de nek zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ nɛk ] Verbuigingen: nekken (meerv.) achterkant van het deel van je lichaam waarmee je hoofd aan je lichaam vastzit Voorbeeld: 'een stijve nek' Synoniem: hals over je nek gaan van iets (een grote hekel aan iets hebben) uit je nek kletsen (onzin vertellen) je nek uitsteken voor iets (een risico nemen om...
1) Achterhals 2) Achterkant hals 3) Achterste deel van de hals 4) Achterzijde van de hals 5) Bergpas 6) Bergrug 7) Deel van de hals 8) Deel van een dier 9) Deel van een fles 10) Deel van een gitaar 11) Deel van een hals 12) Deel van een harp 13) Deel van het hoofd 14) Hals 15) Lichaamsdeel 16) Schouder 1) Hals 2) Schouder 
een gedeelte van ongeveer vijf centimeter net achter het hoofd; de rest van de nek heet bij een paard 'de hals'. Het is het gewricht tussen schedel en eerste halswervel.
achterste deel van de hals (toon de herkomst via de etymologiebank)
lichaamsdeel waarmee het hoofd aan de romp zit vb: hij heeft een sjaal om zijn nek
• [anatomie] achterste gedeelte van de hals.
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] Natuur En Kunst, dichterlijke kring van studenten aan het Doopsgezinde Seminarium te Amsterdam, gesticht in 1838, met het doel poëzie en letterkunde te beoefenen. Daartoe behoorden D. Harting, P. Leendertz, De Hoop Scheffer, Dronrijp Uges, J. Kerbert en A. Winkler Prins.
uitdr.: iemand de nek oprijden’: iemand plagen, lastig vallen, vervelen - Voorbeeld: ‘Op de terugweg overpeisde de pastoor wat er hem bij de thuiskomst te wachten zou staan: de nek opgereden worden door die vraagsteert van een meid met haar onverzadelijke nieuwsgierigheid’
achterste deel van hals
1> de binnenzijde van een kromming. a> de kromming van een hijshaak tussen oog en bek. b> de binnenzijde van een (houten) knie. 2> de hoek van een sprietzeil waaraan de zeilval bevestigd is. Ook nekhoek genoemd.
gedeelte van het lichaam dat het hoofd met de romp verbindt
Achterste gedeelte van de ruggenwervel dat de romp met het hoofd verbindt.