de noorderzon zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ noorderzon ] Afbreekpatroon: noor·der·zon met de noorderzon vertrokken zijn (ongemerkt en met onbekende bestemming weggegaan zijn) Spreekwoorden en zegswijzen • met de noorderzon vertrekken (=onaangekondigd vertrekken en niets meer van zich laten horen) Naar d... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/noorderzon
Spreekwoorden: (1914) Met de noorderzon vertrekken, d.w.z. in den nacht of ook wel bij dag stil heengaan, ongemerkt, dikwijls met veel schulden; er vandoor gaan; de breêveertien opgaan (zie n<sup>o<-sup>. 349). In die landen, waar de zon gedurende een tijd van het jaar niet ondergaat, schijnt zij, wannee... Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10778