1.rondgang Voorbeeld: ‘Gedurende die ommegang had het weesmeisje weinig woorden gesproken’ (Blijde Dag 27) Voorbeeld: ‘Monika sloot met voorzichtigheid deuren en vensters, in lange, zorgelijke ommegang’ 2.omweg Voorbeeld: ‘Na de mis deed hij zijn nodige aankopen en ging al een grote ommegang door 't dorp, langs andere ve... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0018.php