ontleden werkw. Uitspraak: [ ɔntˈledə(n) ] Afbreekpatroon: ont·le·den Vervoegingen: ontleedde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ontleed (volt.deelw.) in onderdelen verdelen om beter te kunnen onderzoeken of analyseren Voorbeelden: 'Het boek ontleedt de presidentscrisis in vijftien hoofdstukken.' , 'een zin ontleden in zinsdelen' ...
1) Afbreken 2) Analy 3) Analyse 4) Analyseren 5) Anatomiseren 6) Decomponeren 7) Dismembreren 8) Onderzoeken 9) Ontbinden 10) Opensnijden 11) Parsen 12) Seceren 13) Splitsen 1) Analyseren 2) Anatomiseren 3) In delen doen 4) In delen scheiden 5) In stukken verdelen 6) Kraken 7) Kraken (scheikunde) 8) Ontbinden 9) Opensnijden 10) Parsen 11) Seceren 12) Taalkundig bewerken 13) Taalkundige term 14) Uitrafelen 
de verschillende delen van elkaar los maken vb: je moet deze zin ontleden in zinsdelen
•anatomiseren, analyseren.
Abstract: het onderscheiden en benoemen van zinsdelen