onvruchtbaar bijv.naamw. Uitspraak: [ ɔnˈvrʏx(t)bar ] Afbreekpatroon: on·vrucht·baar 1) niet in staat om je voort te planten Voorbeelden: 'je onvruchtbare periode' , 'Muildieren zijn altijd onvruchtbaar.' Antoniem: vruchtbaar 2) zinloos Voorbeeld: 'een onvruchtbare discussie' Antoniem: vruchtbaar Synoniemen: ijd...
1) Aride 2) Arm 3) Dor 4) Gesteriliseerd 5) Improductief 6) Infertiel 7) Infructueus 8) Mager 9) Schraal 10) Steriel 11) Tevergeefs 12) Uitgeput 13) Vaar 14) Vergeefs 15) Vruchteloos 16) IJdel 1) Bar 2) Dor 3) Droog 4) Gesteriliseerd 5) Gesterilisseerd 6) Groeiloos 7) IJdel 8) Improductief 9) Infertiel 10) Mager 11) Niet lonend 12) Niet welig 13) Niets meer opbrengend 14) Niets opbrengend 15) Niets voortbrengend 16) Onherbergzaam 17) Schraal 18) Schriel 19) Steriel 20) Vergeefs 
ongeschikt voor, niet in staat tot voortplanting
niet de mogelijkheid hebben een kind te verwekken, wegens een lichamelijke afwijking