
tijd, periode dat er onweer is (ook fig.) - Voorbeeld: ‘
Haar zielken was lijk dat van een kind nog, onschuldig gebleven, nooit vuil of gestoord geworden, en nu de kwade onweerstijd voorbij was, lag het stil in de rustige driftloosheid van het afgaande leven’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0018.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.