opgetogen bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈɔpxətoxə(n) ] Afbreekpatroon: op·ge·to·gen heel vrolijk Voorbeeld: 'opgetogen over de gewonnen wedstrijd' Synoniemen: blij blijgestemd blijmoedig dartel fideel fleurig geestig jolig kleurig kwiek levendig levenslustig lustig monter opgeruimd opgewekt tierig uitgelaten vrolijk wakker welgemoed zonni...
1) Blij 2) Blijde 3) Blijgestemd 4) Blijmoedig 5) Dartel 6) Dronken 7) Enthousiast 8) Fideel 9) Heel blij 10) In de wolken 11) In grote blijdschap 12) In hoger sferen 13) Jolig 14) Kwiek 15) Levendig 16) Levenslustig 17) Lustig 18) Monter 19) Opgewekt 20) Tierig 21) Uitgelaten 22) Verheerlijkt 23) Verheugd 1) Blij 2) Blijgestemd 3) Blijmoedig 4) Dartel 5) Extatisch 6) Fideel 7) Glunder 8) Jolig 9) Kwiek 10) Levendig 11) Levenslustig 12) Lustig 13) Lyrisch 14) Monter 15) Opgewekt 16) Opgewonden 17) Tierig 18) Uitgelaten 19) Verheugd 20) Verrast 21) Verrukt 22) Vrolijk 23) Zielsblij 24) Zonnig 
enthousiast (toon de herkomst via de etymologiebank)
met vuur en geestdrift vb: Sissy was opgetogen over het plan Synoniemen: lyrisch enthousiast
zeer blij Voorbeeld: Ik zag dan ook dat hij opgetogen was dat het net goed was gegaan.
verrukt