zonnig bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈzɔnəx ] Afbreekpatroon: zon·nig 1) als de zon (vaak) schijnt Voorbeelden: 'een zonnig klimaat' , 'een zonnig terras' 2) (van iemand) blij Voorbeelden: 'in een zonnige bui zijn' , 'een zonnig humeur' Synoniemen: : opgewekt, vrolijk Synoniemen: blijmoedig dartel fideel fleurig geest...
1) Blijmoedig 2) Fideel 3) Helder 4) Jolig 5) Kwiek 6) Levendig 7) Levenslustig 8) Licht 9) Lustig 10) Met meer zon 11) Met veel zon 12) Monter 13) Opgetogen 14) Opgewekt 15) Optimistisch 16) Prettig 17) Prettig weer 18) Stralend 19) Stralend in het licht 20) Uitgelaten 21) Vreugdevol 22) Vriendelijk 1) Blijmoedig 2) Fideel 3) Jolig 4) Kwiek 5) Levendig 6) Lustig 7) Monter 8) Opgetogen 9) Opgewekt 10) Plezierig 11) Prettig 12) Uitgelaten 13) Vreugdevol 14) Vrolijk 15) Zonovergoten 
Een dag waarop de gemiddelde bedekkingsgraad van 7, 11, 15 en 19 uur minder dan 1-8 bedraagt en het op geen enkel moment van die dag meer dan 2-8 bedekt is.
met veel zonneschijn vb: het was een zonnige dag
•zonovergoten, met zonneschijn.
Een dag waarop de gemiddelde bedekkingsgraad van 7, 11, 15 en 19 uur minder dan 1/8 bedraagt en het op geen enkel moment van die dag meer dan 2/8 bedekt is.