opkronkelen, krinkelend opstijgen, naar omhoog, naar boven gaan - Voorbeeld: ‘Marten haalde pijp en tabak van onder zijn blauwe kiel, en zat daar te kijken op de kuilen rook die naar de balk opkringelden’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0018.php