opperen werkw. Uitspraak: [ ˈɔpərə(n) ] Afbreekpatroon: op·pe·ren Vervoegingen: opperde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geopperd (volt.deelw.) voorstellen Voorbeelden: 'Ik opperde dat we misschien een dag later konden gaan.' , 'Er werden allerlei bezwaren geopperd tegen het voorstel.' Synoniem: suggereren Synoniemen: aankaarte...
1) Aankaarten 2) Aankomen 3) Aansnijden 4) Aanvoeren 5) Beschutten 6) Entameren 7) Lanceren 8) Opmerken 9) Opwerpen 10) Poneren 11) Schuilen 12) Stellen 13) Suggereren 14) Uiten 15) Voorslaan 16) Voorstellen 1) Aankaarten 2) Aansnijden 3) Aanvoeren 4) Beginnen 5) Entameren 6) Helpen bij metselwerk 7) In het midden brengen 8) Naar voren brengen 9) Opwerpen 10) Poneren 11) Stellen 12) Suggereren 13) Te baat nemen 14) Te berde brengen 15) Ten berde brengen 16) Ter sprake brengen 17) Voorstellen 
als opperman werkzaam zijn (toon de herkomst via de etymologiebank)
het gemaaide gras bijeenharken en op hopen zetten op het land
te berde brengen
door aan loef te gaan varen, iemand luwte geven.
Uit `De lagere vaktalen: Taal der bouwbedrijven` 1914 kalk en steenen aanbrengen.