het optimisme zelfst.naamw. Uitspraak: [ ɔpti'mɪzmə ] Afbreekpatroon: op·ti·mis·me positieve ingesteldheid van een persoon Voorbeeld: 'Zijn optimisme had een positieve invloed op de werksfeer.' 
1) Het positief zijn 2) Neiging om alles van de beste zijde te zien 3) Positieve ingesteldheid 4) Positieve levensstijl 5) Positieve levenshouding 
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] die richting, welke in alles het goede ziet, van alles, ook van de toekomst het gunstigste hoopt en wacht. Die zo gezind is, is een optimist.
neiging het beste te zien
geloof in het beste (toon de herkomst via de etymologiebank)
houding waarbij je alles van de gunstige kant bekijkt vb: hij heeft het moeilijk, maar zijn optimisme verdwijnt niet
'Optimisme' (Latijn: 'optimum', het beste) is van oudsher het geloof in de beste van alle mogelijke werelden te leven. Het begrip optimisme wordt vaak gebruikt in een afgezwakte vorm: het geloven in en de verwachting van een goede afloop.
neiging het beste te zien