het overschot zelfst.naamw. Uitspraak: [ ˈovərsxɔt ] Afbreekpatroon: over·schot Verbuigingen: overschotten (meerv.) wat er te veel is of overblijft Voorbeeld: 'een overschot aan vakantiekrachten' stoffelijk overschot (lijk) overschot van gelijk hebben (volkomen gelijk hebben) Synoniemen: agio exces het overgeblevene kliek overblijfsel ...
1) Surplus 2) Restant 3) Winst 4) Rest 5) Residu 6) Reliek 7) Overblijfsel 8) Lestje 9) Plus 10) Tamp 11) Exces 12) Agio 13) Staart 14) Teveel 15) Klusje 16) Kliek 17) Klak 18) Overgeblevene 19) Karkas 20) Verschil 21) Eindje 22) Saldo 
wat nog over is vb: er is nog een overschotje rijst van gisteren
•wat er overblijft, de rest.
datgene wat nog over is; het stoffelijk deel dat van een afgestorvene overblijft
Overschot is dat wat overblijft. [basiswoordenlijst groep 7]