
de pik zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ pɪk ] Verbuigingen: pikken (meerv.)
1) mannelijk geslachtsorgaan informeel Synoniemen: : lul, penis zich op zijn pik getrapt voelen (zwaar beledigd zijn) zijn pik achterna rennen (altijd achter de vrouwen aan zitten)
2) jonge man met te veel branie en weinig ervarin...Gevonden op
https://woorden.org/woord/pik

1) Geslachtsdeel 2) Teer destilleren 3) Handgereedschap 4) Teer 5) Hak 6) Haat 7) Deukje 8) Roede 9) Wondje 10) Lid 11) Zeer zwart 12) Gereedschap 13) Penis 14) Pijnhars 15) Een weinig spijs 16) Houweel 17) Steel 18) Wrok 19) Rancune 20) Zwarte stof 21) Zwarte kleverige stof 22) Zwarte kleefstof 23) Zwarte brandbare stof
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Pik/1

[
Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Pik``] IJzeren werktuig van eane langwerpig vierkante gedaante, die in een punt te niet loopt. Het is voorzien van een gat tot inlating van den houten steel
Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/land016mili01_01/land016mili01_01_0017.php

houweel -
Jaar van herkomst: 1350 (MNW )
penis -
Jaar van herkomst: 1900 (WNT )
teerproduct -
Jaar van herkomst: 1390 (MNW )
Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/sijs002chro01_01/colofon.php
Uit `De lagere vaktalen: Taal der bouwbedrijven` 1914 houweel tot afbraak van een metselwerk.
Gevonden op
https://encyclo.nl/lokaal/10742
[Soldatentaal, 1914] je pik stinkt: je lamp stoomt.
Gevonden op
https://encyclo.nl/lokaal/10742

Spreekwoorden: (1914)
Een (of den) pik op iemand hebbend.w.z. haat, vijandschap, afkeer jegens iemand koesteren; iemand niet mogen lijden en dit laten merken door kleine hatelijkheden; mnl. wederbick houden op; 17<sup>de<-sup> eeuw: een piek (fr. pique) op iem. hebben; in Zuid-Nederland: eenen pijk, pik of pu...
Gevonden op
https://encyclo.nl/lokaal/10778

(Amsterdams) vriend, gabber
Gevonden op
https://encyclo.nl/lokaal/11482

het pikken, prik; penis (toon de herkomst via de etymologiebank)
Gevonden op
https://etymologiebank.nl/trefwoord/pik
mannelijk geslachtsdeel vb: de jongens lieten hun pik aan elkaar zien
de pik op hem hebben
[hem niet mogen en altijd dwarszitten]hij is op zijn pik getrapt
[voelt zich zwaar beledigd]Gevonden op
https://mowb.muiswerken.nl/

•'pik', "de"; zeis, houweel •'pik', [m] - [n] ; pek, teer
Gevonden op
https://nl.wiktionary.org/wiki/pik

[I] houweel [II] penis [III] teerproduct [IV] wrok
Gevonden op
https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/index.php/uitleen/zoek_gecombineerd_ca

oude naam voor pek. Zeer dikke, bijna harde, teerachtige stof, waarmee men breeuwnaden afstreek. Ook pek genoemd. Midden 19de eeuw lijkt het woord `pik` iets populairder dan het woord `pek`. Of het werkelijk zo was, is voor mij lastig vast te stellen. - Bron o.a.: Dirk Huizinga, Scheepsbouw in Stavoren, 1846-1920, Uitg. PDF eigen beheer. ¦ Delph.....
Gevonden op
https://www.binnenvaarttaal.nl/zoek.php?woord=pik
Geen exacte overeenkomst gevonden.