paaien werkw. Uitspraak: [ 'pajə(n) ] Afbreekpatroon: paai·en Vervoegingen: paaide (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepaaid (volt.deelw.) met mooie beloftes of cadeautjes iemand tevredenstellen overhalen om iets te doen Voorbeelden: 'Hij paait zijn zoontje met een snoepje om de krant uit de bus te halen.' , 'je niet laten paaien me... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/paaien
•het leggen en bevruchten van eieren door vissen. •trachten in het gevlij te komen bij iemand. • [scheepvaart] de bemanning van een ander schip aanspreken. • [scheepvaart] het bewerken met harpuis van het dooddeel, het deel van het schip boven de waterlijn. • [scheepvaart] laten schieten. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/paaien
1> zelden gebruikte term voor: het onderwaterschip van een houten vaartuig met harpuis behandelen. Ook als paajen geschreven. [ Uitdrukkingen e.d. ] 2a> touw meer ruimte geven. Ongebruikelijke term voor vieren. b> een visnet of beug uitbrengen of anders gezegd het schieten van vistuig. Gevonden op https://www.debinnenvaart.nl/binnenvaarttaal/index.php?woord=p#paaien
(1) Laten vieren of schieten. `Een kabel in het ruim paaien.` `De staande netten paaien.` (2) Een schip beneden de waterlijn met harpuis besmeren. Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10827