pamperen werkw. Uitspraak: [ 'pɛmpərə(n), 'pɑmpərə(n) ] Afbreekpatroon: pam·pe·ren Vervoegingen: pamperde (verl.tijd ) Vervoegingen: heeft gepamperd (volt.deelw.) (iemand) door overdreven veel zorg en aandacht geven Voorbeeld: 'Politici zeggen graag dat criminelen vooral niet gepamperd moeten worden.' Synoniemen: : vertroetelen, in ...
1) Betuttelen 2) In de watten leggen 3) Verwennen 
(te zeer) verwennen, in de watten leggen - Woordfeit: Pamper(s) is vooral bekend als luiermerk, en met een pamper kan `een luier` bedoeld zijn. Deze merknaam komt van het Engelse to pamper, dat `(overmatig) verwennen` betekent. Mogelijk komt dit uit het Nederlands; in elk geval kwam pamperen in die betekenis al in de neg...
overvoeden