panisch bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈpanis ] Afbreekpatroon: pa·nisch als iets voortkomt uit paniek Voorbeeld: 'een panische angst voor spinnen' Intensiveringen Hoe kun je met panisch een ander begrip versterken? panische angst ; 5 definities...
1) Als in paniek 2) Angstig 3) Bezeten 4) Doodsbang 5) Erg bang 6) In grote angst 7) In paniek 8) Paniekerig 9) Redeloos angstig 10) Redeloos angstig zijn 11) Vervuld van redeloze angst 12) Voortkomend uit angst 13) Zeer angstig 14) Zeer geschrokken 1) Angstig 2) Doodsbang 3) Doodsbenauwd 
(Amsterdams) grote angst, schrik
wat gepaard gaat met grote schrik of angst vb: hij is panisch voor wespen
hevig (van schrik)
Spreekwoorden: (1914) Een panische schrik,