vallen werkw. Uitspraak: [ ˈvɑlə(n) ] Afbreekpatroon: val·len Vervoegingen: viel (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is gevallen (volt.deelw.) 1) plotseling, onbedoeld op de grond terechtkomen Voorbeelden: 'vallen over een losse tegel' , 'Het glas viel in stukken.' Synoniem: neervallen De regen valt met bakken naar beneden. (het r...
1) Aangaan 2) Bezwijken 3) Blijven 4) Brokkelen 5) Buitelen 6) Dalen 7) Donderen 8) Doodgaan 9) Duvelen 10) Een ongecontroleerde afdaling maken 11) Flikkeren 12) Heengaan 13) Het tegenovergestelde van opstaan 14) Inslapen 15) Inzakken 16) Kelderen 17) Kiepen 18) Kieperen 19) Kukelen 20) Lazeren 21) Met geweld op de grond terechtkomen 1) Bekomen 2) Bezwijken 3) Dalen 4) Donderen 5) Doodgaan 6) Duikelen 7) Duvelen 8) Flikkeren 9) Heengaan 10) Inslapen 11) Inzakken 12) Kelderen 13) Kiepen 14) Kieperen 15) Kukelen 16) Kwakken 17) Lazeren 18) Neerdalen 19) Neergaan 20) Neerkomen 21) Neerploffen 22) Neerstorten 23) Neerstrijken 24) Omgaan 
Vallen is een Engelse jongensnaam. Het betekent `sterk.`.
naar beneden bewegen (toon de herkomst via de etymologiebank)
• [erga] vrijelijk onder invloed van de zwaartekracht naar de aarde bewegen. • [erga] [militair] ondanks verzet in vijandelijke handen komen. • [erga] [militair] sterven in de strijd. •"~ te": drukt een mogelijkheid uit • [copl] "~ + meewerkend voorwerp" op een bepaalde manier ervaren worden
omlaaggaan
(van renten, pacht, enz...) verschijnen, vervallen, betaalbaar worden of zijn - Voorbeeld: ‘Binnen enige maanden zou de pachttijd vallen en ze durfde, met al die onkosten van die begrafenis heur spaarpot niet tellen’
omlaaggaan
1> van zuiver verticaal afwijkend. EEN VALLENDE STEVEN: een steven die voorover helt. EEN VALLEND HEK: een hek dat achterover helt. EEN MAST LATEN VALLEN: een mast iets (meer) achterover zetten. 2> zakken. VALLEND WATER: a> een dalende waterstand. b> VALLEND TIJ: eb. Gerelateerde term: wassen. 3> verkorting van afvallen; meer met de w...