
pan, plaat van bijzondere vorm, van gebakken klei of van glas, die als dakbedekking dient (VD: pan: II 6) - Voorbeeld: ‘
Daarover lag de scherpe en vlakke daking van hoogrode en paarsblauwe pannentichels, ook wel van mosgroen strodak’ (Dodendans - Geurts I 28)
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0019.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.