patrouilleren werkw. Uitspraak: [ patruˈjerə(n) ] Afbreekpatroon: pa·trouil·le·ren Vervoegingen: patrouilleerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepatrouilleerd (volt.deelw.) bewaken door regelmatig langs te lopen of te rijden Voorbeeld: 'patrouilleren langs de grens' Synoniemen: afzoeken de ronde doen kruisen 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/patrouilleren