posten werkw. Uitspraak: [ 'pɔstə(n) ] Afbreekpatroon: pos·ten Vervoegingen: postte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepost (volt.deelw.) 1) (bericht) plaatsen in een mailinglist of een nieuwsgroep internet Voorbeeld: 'Binnen een kwartier waren er al meer dan honderd reacties gepost.' 2) (iets) ver...
1) De wacht houden over 2) Op de bus doen 3) Op de uitkijk staan 4) Op wacht staan 5) Klaarstaan 6) Wachthouden 7) Wegsturen 8) Wegzenden 9) Posteren 10) De wacht houden 11) Opsturen 12) Verzenden 13) Terpostbezorging 14) Versturen 15) Plaatsen 16) Sturen 17) Bewaken 18) Afzenden 19) Uitkijken 20) Toezenden 
Een bericht versturen naar een on line publicatie, nieuwsgroep of forum.
Inzenden van een artikel op een Usenetnieuwsgroep.
het in een brievenbus stoppen vb: wil je deze brief even posten?
• [ov] op de post doen. • [inerg] op wacht staan.
[I] in de brievenbus doen [II] op de uitkijk staan